Svet sa stále usiluje: za oknom poletujú snehové vločky,
na šnúre v záhrade sa vo vetre plance kus fialovo-sivej látky,
vetvy smrekov sa pohojdávajú a občas z nich spadne sneh.
Ale to je vonku, vo vnútri je prázdno.
Cesta popri rieke pomedzi holé, čerstvo zasnežené kroviská.
A zrazu len pocítim, z tej chôdze v mäkkej bielobe snehu,
zo všetkých tých štíhlych, snehom obtiahnutých prútov liesok
a vetiev smrekov, o ktoré sa občas obtriem plecom, z toho
prítulného prítmia lesa, zrazu len pocítim niečo ako slasť.
Le monde n’a jamais de cesse : derrière la vitre volent les flocons de neige,
suspendue dans le jardin une étoffe au mauve délavé danse au vent,
les branches des sapins se balancent, de temps à autre la neige tombe.
Mais c’est dehors, dedans il fait vide.
Le chemin longe la rivière au milieu de buissons nus, fraîchement enneigés.
Soudain je sens, de ces pas dans la blancheur élastique de la neige,
de chacune de ces toutes fines baguettes de coudriers blanchies
de chacune de ces branches de sapins que parfois frôlent mes épaules,
de cette douce pénombre boisée, je ressens soudain comme du plaisir.
Traduction : Marie-Christine Huber
De wereld werkt voortdurend hard: achter het raam dwarrelen sneeuwvlokjes,
op een snoer in de tuin wervelt een stuk stof purpergrijs in de wind,
sparrentakken wiegen op en neer en soms valt er wat sneeuw van.
Maar dat is buiten, binnen is het leeg.
De weg langs de rivier tussen naakte, vers besneeuwde struiken.
En plots voel ik iets, door mijn tred in het zachte sneeuwwit,
door al die ranke, met sneeuw gesnoerde hazeltakken
en sparrenstokken, waar ik soms met mijn schouder langs schuur, door
de schitterende schemer van het woud, voel ik plots iets als vervoering
Vertaling: Benjamin Bossaert